Eigenlijk vind ik het zelf ook wel een beetje raar, dat ik bedacht heb om zes uur lang rondjes te gaan lopen op een atletiekbaan in Heerde, terwijl ik ook had kunnen kiezen voor een lekkere trail in Friesland op dezelfde dag. Maar op de een of andere manier heb ik mij in het hoofd gezet dat ik het een keer wil meemaken, zo’n zesuursloop. En gek genoeg heb ik er nog zin in ook.
Als Jannet Lange de kantine van AV De Gemzen binnenkomt en wij elkaar de hand schudden, vraagt ze wat een trailloper als ik hier doet. Ik houd toch helemaal niet van rondjes lopen? Eh, ja, ook leuk jou te ontmoeten 😉 . Ik ontken dat ik niet van rondjes lopen houd – ik verdedig tegenover mijn trailvrienden niet voor niets altijd te vuur en te zwaard de lol van baantrainingen – maar eigenlijk heeft ze gelijk. Een baantraining is over het algemeen kort en snel, dat is niet helemaal te vergelijken met wat me vandaag te wachten staat. Ook Wilma Dierx loopt vandaag mee. Mooi, maak ik meteen kennis met een paar van die toplopers die ik alleen ken van naam, verhalen en prestaties.
De bekende twijfels over wat aan te trekken. Het is vrij fris en het waait nogal. Ook valt er wat natte sneeuw. Het wordt een windjack. Buff en handschoenen kan ik dan makkelijk wegstoppen en weer pakken als het nodig is. Een tas met onder andere regenjas en pet naast de baan voor het geval de sneeuw heviger en natter van karakter wordt. Het blijkt een goede keuze, het weer werkt mee en de reservekleding kan in de tas blijven.
De eerste rondjes loop ik op met Roel, die ik ken van de Sallandtrail en Texel vorig jaar. Gezellig, maar ik loop wel te hard. Ik was van plan om op 10km/u weg te gaan, maar we lopen er 10,5. Dat lijkt misschien een detail, en nu het nog makkelijk gaat, voelt het ook zo, maar als ik maar een klein beetje nadenk, weet ik best dat het dat niet is. Nou ja, de eerste twee uur gaat het goed, pas daarna kom ik mezelf keihard tegen.
Ik kan de keren dat ik van tevoren naar de wc ben geweest nauwelijks tellen, maar het verbaast me desondanks niet dat ik na 5 minuten lopen alweer moet plassen. Ik probeer het vol te houden tot ik een half uur loop, en na dat halve uur bedenk ik dat ik ook wel tot een uur kan wachten. Dan kan ik de stop combineren met een eetmoment. Ik loop vlak na de mat van de baan af, het clubhuis in, en ervaar de opluchting van een lege blaas. Als ik weer buiten kom, wil ik niet omlopen, en ik kruip onder het hek door zodat ik direct bij de tafel sta waar eten en drinken staat. Er komt net een loper aan die daar kennelijk ook moet zijn en klaarblijkelijk sta ik hem in de weg. “Fuck off, fuck off, fuck off,” zegt hij. Eh, juist ja. Dat is ook een manier om te zeggen wat je bedoelt natuurlijk. Hij zal wel haast hebben. Misschien niet geheel toevallig is het ook de enige loper die steeds binnendoor inhaalt, in plaats van buitenom.
Als ik weer op de baan ben, haak ik weer aan bij Roel en zijn compaan, tot zij ook besluiten hun blaas te legen, en vanaf dat moment loop ik alleen. Wilma en Jannet hebben iedere keer als ze me passeren een opgewekt woord, en Wilma vertelt me ondertussen ook nog, bij wijze van advies, hoe zij het doet met eten en drinken. Wat dat laatste betreft: ik heb deze keer wel, zoals gewoonlijk, zelf eten meegenomen, maar voor drinken ben ik aangewezen op dat wat de organisatie te bieden heeft. Dat is water, thee en cola, en er is ruimschoots voldoende, maar een volgende keer zou ik toch een bidon met eigen drinken neerzetten. Dan kun je zo nu en dan een rondje met bidon in de hand lopen, en zou ik waarschijnlijk meer drinken, met minder tijdsverlies. Hoewel: van tijdsverlies is natuurlijk niet echt sprake in zo’n zesuursloop… Of zelfs: hoe meer tijdsverlies, hoe liever! Weg met de tijd!
Zoals gezegd: de eerste twee uur gaat het best lekker. Daarna begin ik me af te vragen hoe ik dit ga volhouden. Het lichaam begint pijn te doen, het lopen gaat moeizaam en de minuten tikken tergend langzaam weg. Het is wel grappig om steeds ingehaald te worden door dezelfde lopers, en zelf ook steeds dezelfde, maar dan andere, lopers in te halen, maar zoveel afleiding geeft dat nou ook weer niet. Bij tijd en wijle klinkt er een krakerige Top 2000 uit de boxen; dat vind ik op zich best leuk, maar ook dat helpt me die zes uur niet echt door. Het vierde uur kom ik met hangen en wurgen door, en ik vraag me oprecht af of ik het zes uur lang ga redden.
Misschien zit ik mezelf voor de verandering weer eens in de weg met de wens om goed te presteren. Ik riep deze keer van tevoren wel om het hardst dat ik dit niet benader als een wedstrijd, dat het me te doen is om de ervaring, maar altijd als het in het begin vrij gemakkelijk lijkt te gaan, lijk ik ten prooi te vallen aan mijn ambitieuze kant en blijk ik stiekem toch wel graag een goed resultaat te willen behalen. Dat het me vandaag na vier uur lukt om dat gevoel van ambitie een poos los te laten, helpt me het volgende uur door. Eindelijk vind ik het rustige tempo waarvan ik aanvoel dat ik het nog wel een tijdje vol kan houden.
Als na vijf uur de tussenstand wordt omgeroepen, hoor ik tot mijn vreugde dat ik het laatste uur nog maar negen kilometer hoef lopen om boven de zestig kilometer totaal uit te komen. Dat zou ik dan toch wel leuk vinden, nu ik hier toch ben. En in dat laatste uur hélpt de ambitie me dan juist weer om vol te houden. De tijd kruipt nog steeds voorbij, en meerdere keren overweeg ik om te stoppen met hardlopen en te gaan wandelen, maar dan bedenk ik dat het toch wel jammer zou zijn als ik daardoor die zestig net niet haal. Bovendien bedenk ik tijdens het laatste half uur dat het bij een gewoon loopje ook echt niet in mijn hoofd op zou komen om 4 kilometer voor het eind te stoppen, dus waarom zou ik vandaag dan wél eerder stoppen? Ik denk aan Castricum, aan Berg en Dal. Alsof ik het daar niet zwaar had, het laatste uur.
Het laatste half uur zijn we nog maar met z’n elven op de baan. De helft van de lopers die gestart zijn, is inmiddels van de baan af. Enkelen van hen hebben de marathonafstand volgemaakt, en vonden dat kennelijk genoeg, van anderen weet ik het niet. Vonden zij het te koud, de wind te hard? Theo de Jong, ook al zo’n bekende naam die ik nu eens in levenden lijve ontmoet, houdt stug vol, maar heeft het, ondanks muts, sjaal en handschoenen, ijskoud, zegt hij. Ik vind het juist wel lekker, dit weer. De laatste paar uur krijg ik een paar keer koude handen, maar als ik dan weer een paar rondjes m’n handschoenen heb aangehad, zijn m’n handen weer warm en kunnen de handschoenen weer uit.
De winnaar is zeker van zijn eerste plek, en permitteert zich het laatste uur om zo nu en dan een stuk te wandelen. Kan ik hem ook eens inhalen, in plaats van andersom. De ‘fuck-off’-meneer heeft het al een paar uur moeilijk met kramp of spierpijn anderszins, en wandelt nu meer dan dat hij hardloopt. De nummers twee en drie, en ook Wilma en Jannet die als nummers vier en vijf lopen, zijn still going strong en halen mij bij tijd en wijle in. Ik loop nog een stukje op met andere Theo, die zijn doel van zestig kilometer ruimschoots haalt. Als na zes uur het startpistool (of bestaat er ook een finishpistool?) klinkt, blijf ik braaf op m’n plek totdat de mannen van de wedstrijdleiding bij me zijn om de restmeters te noteren. Het is dat er geen hek in de buurt is, maar anders had ik het in deze minuten beslist benut. Nu beperk ik me tot een beetje voorover buigen, een beetje heen en weer lopen, en veel zuchten en steunen en zielig doen. Er is toch niemand die me horen kan.
Wat een helse bezigheid, dat uur na uur rondjes lopen. Een bijzondere ervaring, maar mijn hobby gaat het niet worden, vermoed ik.
Jacolien Schreuder (http://binnenstebuiten.me)