Afgelopen weekend ben ik erachter gekomen dat een trail marathon een stuk zwaarder is dan een normale marathon …maar echt superleuk!
Bij toeval stond ik zondag met loopmaatje John Burger aan de start van de marathon van Kasterlee. Ik zocht namelijk een marathon op 16 november in de buurt zodat we weer samen met loopmaatje Marion Hoff – die op dezelfde dag in Valencia startte – een trainingstraject in konden gaan. Dat lukte dus en zo zijn we met z’n drieën afgelopen zomer vrolijk van start gegaan met onze trainingen door de duinen waarbij in de gehele trainingsperiode nauwelijks een regenbui hadden meegemaakt. Als toetje een super lange trainingsloop door de marathon van Amsterdam te gaan lopen en we waren er helemaal klaar voor.
Twee weken geleden heb ik eens gekeken hoe het parcours van Kasterlee eigenlijk liep. He, ze spreken over de hel van Kasterlee – en het parcours gaat minimaal 25 km door de bossen en onverharde paden en er wordt gesproken over de Muur van Kasterlee. Nou ja, dat zal allemaal wel meevallen. Echter, een paar dagen voor de marathon begon het te regenen en zo veranderden liefelijke zandpaden in de bossen en vlaktes in glibberige modderpaden. En ook zondag regende het in de Lage Landen.
Na een feestelijk start van de marathon zeiden John en ik al tegen elkaar dat dit een legendarische marathon zou gaan worden. De eerste 2 kilometer gingen nog wel – lekker verhard en easy-peasy cruisen op een mooie snelheid en hartslag. Het bochtje naar rechts om het eerste pad in de bossen te pakken – en meteen glijd de rechtervoet weg en kan ik met zwaaiende armen mezelf nog net overeind houden. En al glibberend en glijdend renden John en ik verder en waren na ongeveer 4 km de voeten nat en bevatten de schoenen al aardige klompen modder. Dit is anders en dit wordt smerig en modderig. Het tempo ging flink omlaag en ’t kostte meer kracht en energie om te blijven hardlopen. Ook was ’t nodig dat je je concentreerde en goed bleef opletten waar je liep om te zorgen dat je je enkel niet verzwikte of uit zou glijden.
Gelukkig hadden we ook zo af en toe een stuk verhard parcours. Dit waren de rustpunten waar we weer een beetje bij konden komen en ook weer de schoenen schoon konden lopen. In de laatste 10 km van een ronde – we moesten 2 rondes van een halve marathon lopen – begon het een beetje nasty te worden. Diepe plassen en moddersporen wisselden af met heuvels van 30% (de Muur), waarbij we echt ons best moesten doen om de berg op te rennen en vervolgens flink in de remmen te moeten bij het afdalen.
Maar we begonnen ook steeds meer het parcours te waarderen. Het was wel zwaar maar de omgeving was prachtig en het lopen in de natuur is toch het allermooiste. Op diverse plekken stonden mensen ons aan te moedigen en het is o zo leuk om ‘hup zzjozz’ te horen!
John en ik hebben de hele marathon samengelopen – en dat was maar goed ook. Want die laatste 10 km waren echt zwaar. Het continue geconcentreerd lopen, wegglijden en vervolgens corrigeren, de heuvels op en neer begonnen langzaam hun tol te eisen. Afwisselend trokken we elkaar voort en alhoewel er weinig werd gepraat hebben we elkaar geholpen. De laatste 3 km waren weer verhard en konden we zowaar een eindsprintje eruit persten. En zo finishten we supertevreden en vrolijk net binnen de 4 uur waar Monique ons stond op te wachten. Na afloop vertelden we onze verhalen onder ’t genot van een Leffe – tot in de kleinste details en specifieke bochten en stukken in de marathon. ‘Dit moeten we volgend jaar weer doen – dit is echt leuk! Zullen we volgend jaar Cretes de Spa doen?’. Zeiden we dat nou echt?
Jos van der Kooij